Inleiding

De invoering van de Bachelor-Masterstructuur (BaMa) was de meest in het oog springende verandering van de afgelopen jaren en verplichtte het hoger onderwijs voortdurend onbekende wegen in te slaan. Veel ingrijpender voor de hogescholen en universiteiten zelf was ongetwijfeld het Flexibiliseringsdecreet. Beide maatregelen hollen de intrinsieke waarde van een onderwijsdiploma verder uit:

In 2004-2005 trad de BaMa-structuur in werking:

  • Er werd komaf gemaakt met de scheidingslijn tussen hogeschool en universiteit. Kandidaten en graduaten werden bachelors en licentiaten worden masters.
  • Met een 10 op 20 verwerf je een creditbewijs, een slaagbriefje waardoor je definitief vrijgesteld bent voor dit vak (of soms maar voor 5 jaar, als je je kennis ervan moet actualiseren). Dit creditsysteem werd precies ingevoerd met de uitdrukkelijke bedoeling om voor eens en voor altijd deliberaties op alle niveaus af te schaffen.
  • De Decreetgever liet voor alle instellingen nog een overgangsjaar toe: aan de K.U.Leuven werd in dit jaar gebruik gemaakt van een compensatieregeling, waarbij drie, vier of soms zelfs vijf buispunten delibereerbaar waren, zolang het gemiddelde maar hoog genoeg lag (58%).

We kregen in 2005-2006 nieuwe, opmerkelijke veranderingen, zoals:

  • Door het Flexibiliseringsdecreet werd het systeem van studiejaren vervangen door dat van studiepunten, waarbij de student zijn studietraject afwerkt naargelang zijn individueel vergaarde credits. Het is vanaf nu nodig om in het totaal minstens 180 studiepunten (meer is aan te raden) om te zetten in credits om bachelor te worden. Dit systeem laat bovendien toe dat je eenzelfde vak in een andere faculteit of zelfs in een andere universiteit of hogeschool aflegt. Sommige studenten zien hierin het voordeel van het "vakshoppen", waarbij men een gemakzuchtiger traject uitstippelt (door vakken te volgen bij de gemakkelijkste docenten/proffen). Omgekeerd laat dit ook toe dat iemand vakken volgt bij gerenomeerde docenten/proffen om zo een meerwaarde aan zijn diploma te geven.
  • Deze individuele aanpak noopte het hoger onderwijs tot het invoeren van een nieuwe functie, namelijk: de studie- of leertrajectbegeleider die iedere student concreet opvolgt .
    Bissen is niet langer mogelijk door het Flexibiliseringsdecreet, want binnen dit systeem is het een zinloze notie geworden: je zit niet meer in een bepaald jaar, maar je hebt reeds een x aantal credits verzameld. In principe mag je zelf bepalen hoeveel jaar je nodig hebt om die 180 credits te vergaren. Zakte je in het eerste jaar en wilde je dit overdoen, dan kreeg je (desgewenst) studieadvies en mocht je nog wel een bisjaar aanvangen, maar dan bestond er een grote kans dat men bijkomende voorwaarden aan je oplegde.
  • In realiteit echter blijkt voor alle onderwijsinstellingen dat:
    a) de vroegere jaarstructuur niet werd verlaten. Zo word je verplicht per jaar tussen de 54 en 66 punten in je studieprogramma op te nemen: meer mag, nooit minder. Dit gebeurt ook om het shoppen tussen instellingen en vakken te ontmoedigen en zelfs onmogelijk te maken.
    b) ze blijven delibereren en een compensatieregeling hanteren. Aan de K.U.Leuven bijvoorbeeld werd die regeling niet afgeschaft, maar wat strenger: slechts twee buispunten per studiejaar waren toegestaan als je minstens 54% op het geheel behaalde (in het eerste jaar was men iets toleranter: drie buispunten op maximaal twee vakken, als je voor alle vakken samen ten minste 56% had). Een andere universiteit hanteerde een korfsysteem van buispunten: iedereen kreeg 6 extra punten die men tijdens zijn bachelorloopbaan kon gebruiken om maximaal 6 buispunten te neutraliseren. Hierdoor blijft het mogelijk om te bissen en zelfs te trissen (mits "uitzonderlijke" toelating na grondige analyse van het foutlopen van je traject en mits gefundeerde motivatie).
  • Het academiejaar werd beheerst door de discussie over een nieuwe studiefinanciering die moet ingaan in het academiejaar 2007-2008. Deze was erg bitsig en heeft veel herrie veroorzaakt. Het accent verschuift van input- naar outputfinanciering. De inputfinanciering (volgens het aantal ingeschreven studenten) geldt enkel nog voor de eerste zestig studiepunten van de opleiding (in feite het eerste bachelorjaar), terwijl er voor alle volgende jaren een outputfinanciering komt: instellingen krijgen dan nog alleen geld voor de studiepunten waarvoor studenten geslaagd zijn. Zelfs de sociale afkomst bepaalt mee de hoogte van de toegekende subsidies. Komt een student uit een sociaal zwakker milieu en slaagt hij, dan brengt hij meer op voor zijn hogeschool of universiteit. Je moet geen profetische gaven hebben om te beseffen dat iedere instelling verleid zal worden om vanaf het tweede jaar meer studenten te laten slagen of erdoor te laten. Universiteiten en hogescholen worden financieel beloond als ze meer diploma's afleveren. Door geld en slaagpercentages aan elkaar te koppelen verhoog je automatisch die subtiele druk om mild te examineren. Dit brengt ontegensprekelijk een kwaliteitsdaling met zich mee. Wie dit ontkent is ofwel een goedgelovig iemand ofwel ter kwader trouw.

Voor 2006-2007 dient het volgende zich aan:

  • Het goedgekeurde voorstel omtrent het "leerkrediet" wil men zo snel als mogelijk doorvoeren. Juist omdat geen enkele instelling, mede vanuit concurrentiële overwegingen, de moed opbracht het automatisch bissen en trissen onmogelijk te maken, probeert de Decreetgever dit op een andere manier af te dwingen. Het leerkrediet houdt concreet in dat elke student start met een rugzak van 140 studiepunten: een eerstejaars zet 60 van die 140 punten in en houdt er dus 80 over. Voor alle geslaagde vakken krijgt hij de inzet dubbel terug. Maar als iemand in het eerste jaar voor geen enkel vak slaagt, wordt het scenario drastisch anders: hij kan de volgende 60 punten (van de resterende 80) inzetten om te bissen of om een andere opleiding te volgen (in zijn rugzak blijven nog 20 punten over). Lukt hij nu op alle vakken, dan krijgt hij zijn punten (60) terug, maar niet dubbel: daardoor heeft hij er terug 80, om het volgende jaar aan te vatten. Lukt hij terug op geen enkel vak, dan kan hij met zijn resterende 20 punten geen enkele opleiding meer volgen. Afgelopen en uit. Dit betekent zijn einde als student. Zo heeft elke student het recht om eens te mislukken, maar wordt het werken in het gevaarlijke selectiejaar aangemoedigd.
  • Ook dit jaar ontbreekt het alle instellingen de moed om de compensatieregeling definitief af te schaffen en blijft men rustig verder delibereren. Aan de K.U.Leuven wordt deze zelfs terug soepeler! Iedere bachelorstudent, ongeacht in welk jaar hij nu zit, mag nu zelfs drie buispunten hebben op maximaal twee vakken, als hij tenminste 54% (na toepassing van de eventuele wegingscoëfficiënten) behaalt. Dus: drie maal een negen behalen wordt ook nu nooit gedelibereerd. Let wel: afhankelijk van de faculteit kan men beslissen dat twee onvoldoendes niet in éénzelfde groep opleidingsonderdelen mogen voorkomen en/of dat een onvoldoende voor welbepaalde opleidingsonderdelen automatisch leidt tot niet-slagen.
  • De negatieve impact van het gedelibereerd zijn op bepaalde vakken voor je kansen op de (internationale) arbeidsmarkt wordt duidelijker voor iedereen. Je kunt immers een diploma halen, zonder voor bepaalde vakken geslaagd te zijn. Daarom kijken meer en meer werkgevers niet langer naar het diploma, maar wel naar het supplement met de lijst van credits (want voor een vak waarvoor je werd gedelibereerd krijg je immers geen credits en wordt dit niet opgenomen in je diplomasupplement). Wie bijvoorbeeld niet slaagde voor fiscaal recht kan zich nog moeilijk kandidaat stellen voor een betrekking als fiscalist. Studenten die dit ten volle beseffen aanvaarden niet langer de deliberatie en verzoeken hun onderwijsinstelling om een herkansing op hun buisvakken, om alsnog deze credits op hun diplomasupplement te kunnen krijgen. Kortom: dit diplomasupplement is belangrijker dan het diploma.
  • Het perverse effect van de nieuwe studiefinanciering, waarvan geen enkele instelling vrij is, zal zich vanaf dit jaar laten voelen. Toeval is het niet dat de K.U.Leuven de compensatieregeling bij deliberaties terug soepeler heeft gemaakt. Zo komen we in een win-winsituatie: een student wil zijn diploma en de universiteit zijn geld. Komt dat goed uit. Nog even en een universitair diploma is even gewoon als dat van het secundair en even weinig waard. De inschrijvingen aan alle universiteiten is met 10% gestegen ten nadele van de hogescholen. Het percentage Belgen met een universitair diploma is in 15 jaar meer dan verdubbeld van 3,6% naar 7,6%. Reeds 12% heeft een diploma van het universitair niveau (universiteit en hoger onderwijs van twee cycli). Twee gevolgen zijn: (1) de echte selectie zal plaatsvinden na de studie, waardoor je gedwongen wordt bijkomende (buitenlandse) en dure opleidingen te volgen en (2) het sociale netwerk van je papa en mama wordt terug belangrijker om aan een eerste job te geraken. Moet iedereen hier niet uit concluderen dat dit het einde is van de fel bevochten democratisering van het onderwijs? Staan we niet terug waar we ooit begonnen zijn?

We zien doorheen onze eenentwintig jaar ervaring in begeleiding dat, naast deze structurele hervormingen, de leersituatie elk jaar ook inhoudelijk complexer wordt:

(a) de zwakkere vooropleiding vanuit het middelbaar stelt het hoger onderwijs immers voor bijna onoverkomelijke problemen: onvoldoende basiskennis, geen studiemethodiek, gebrek aan doorzettingsvermogen, …. hebben geleid tot allerhande initiatieven en vangnetten die ook een averechts effect kunnen hebben, zoals: (1) de invoering van het semesterexamensysteem zorgt ervoor (a) dat er op geen enkel moment meer getest wordt of men in een korte tijd een grote hoeveelheid leerstof kan verwerken en (b) dat sommige studenten niet voldoende tijd krijgen om een aangepaste studiemethode en diepgang te ontwikkelen (2) het verlagen van het cijfer nodig voor een vrijstelling van 12 naar 10 en de soepelere compensatieregeling verminderen de intrinsieke motivatie en de noodzaak het echt te kennen, verlagen het gemiddelde niveau, leggen de nadruk op wat maar moet gekend worden, en leiden al te vaak tot gemakzucht. Studenten die vroeger net zakten slagen nu al even nipt.

(b) een pervers effect van de BaMahervorming bestaat erin dat de bachelorjaren overvraagd worden: waar bijvoorbeeld in de rechten de leerinhouden vroeger gespreid waren over vijf jaar, worden al die vakken nu geperst in drie jaar, waarbij men vaak twee vakken gewoon samenvoegt, zonder ze inhoudelijk noch vormelijk te integreren tot één cursus, zoals staatsrecht en administratief recht, en dan nog zo'n moeilijk vak verschuift naar het eerste jaar in één semester.

In het verlengde hiervan is er ook een evolutie waarneembaar in de wijze van onderricht: waar de vroegere generatie zich kon beperken tot het aanhoren van een prof (ex cathedra) en het studeren van een cursus en wat nota's, volstaat dit al lang niet meer. Het klasssieke onderwijsmodel wordt vervangen door begeleide zelfstudie : je moet je weg vinden doorheen cursusteksten, aanvullende nota's, slides uit de lessen, oefeningen, verduidelijkingen vanuit het monitoraat, zogezegd goede samenvattingen die onder elkaar worden doorgespeeld, bundels examenvragen van vorige jaren, multiple-choicevragen, opgelegde taken, leesteksten, discussieforums, specifieke vakwebsites en elektronische leeromgeving ("Toledo"-Blackboard), al dan niet in de vorm van geïnformatiseerde leertrajecten. Het samenspel van al deze componenten verminderen duidelijk het belang van het examen zelf en van je eigen intellectuele vermogens, die op zich minder en minder garantie tot slagen bieden. Doordat de leerstof vanuit een veelheid van gezichtspunten wordt bekeken, wordt alles uitermate klaar, maar, hoe paradoxaal het ook lijkt, hoegenaamd niet duidelijker. Daardoor mag je dan ook niet verwonderend zijn dat je door de bomen het bos niet meer ziet en een stok om je te laten struikelen zo voor de voeten ligt. Ook al is het inhoudelijke niveau toegankelijker, toch is de kloof tussen lukken en mislukken kleiner geworden, maar dieper.

Omwille van deze gewijzigde context, opteren wij voor een duidelijk geprofileerde en individuele studiebegeleiding: wij duiden voor jou de samenhang tussen al deze bovenvermelde elementen en geven daardoor aan wat men concreet van jou op het vak en examen verwacht. Dit betekent dat wij samen met jou voortdurend nagaan wat jij moet kennen en doen, waar je het vindt en hoe je die doelstellingen kan bereiken. Alles gebeurt op een individuele manier: de repetitor werkt de volledig afgesproken tijd alleen met jou. Vanuit een alerte, spits op de bal spelende en zichzelf voortdurend kritisch in vraag stellende aanpak, staan we je in raad en daad bij. We zijn ons ervan bewust dat dit voor jou soms confronterend werkt. Kijk daar doorheen en zie onze oprechte bedoeling daarachter. Indien jij je echter wil beperken tot het formuleren van jouw vragen, dan is dat bij ons evengoed mogelijk.

Dit staat in schril contrast met twee andere gebruikelijke types van begeleiding: (a) een repetitor die gezien wordt als een stok achter de deur, die klaarzit met de opgeheven vinger, die je dwingt te werken op alle vakken, die alleen zegt hoeveel pagina's je tegen de volgende keer van buiten moet blokken, die je tijdens een repetitie alleen maar een beperkt aantal vragen laat oplossen, die opvraagt en geen uitleg geeft. Je leert hier niets bij en er is geen enkele toegevoegde waarde. Zit je bij zo'n een repetitor, controleer dan eens of zijn kennis geactualiseerd is vanuit de lesnota's en hoeveel tijd je maar met hem doorbrengt op een dialogerende manier: is dat dan geen te duur betaalde tijd? Kortom, geef je grootmoeder een goede leesbril, laat haar je cursus openslaan op een willekeurige pagina en haar met een bibberend vingertje vragen : "geef de drie kenmerken van …." (b) een ander type repetitor is: iemand die vanuit een bewuste keuze confrontaties uit de weg gaat, die jou op een joviale manier bemoedert, je feitelijk je gang laat gaan en die jou vanuit een zakelijk oogpunt voorhoudt dat het mogelijk is: vier keer komen voor dit vak en je bent er door, zonder jouw capaciteiten en reële problemen te kennen.Vaak durft die het dan nog aan je in een groep te plaatsen (ondanks de afspraak dat men je individueel zou begeleiden) en toch iedereen de volle prijs aan te rekenen. Zo'n repetitor ziet veel door de vingers, hoort niet wat er moet gehoord worden, praat je naar de mond en heeft niet het lef in te grijpen waar het nodig is. Men doet langs beide kanten alsof men ernstig bezig is en men maakt het elkaar absoluut niet moeilijk. Jij als student hebt het hier dus eigenlijk voor het zeggen. Zeg nu zelf, als je oprecht op zoek bent naar daadwerkelijke hulp, zit je dan bij zo'n repetitor op je plaats? Er wordt hier immers fundamenteel niets aangepakt. Zo'n werkwijze biedt mossel noch vis. Dit noemen wij de halfvolle begeleiding.

Alles op een rij gezet, wie een ernstige en correcte begeleiding wenst, zal al snel inzien dat onze manier van werken doordacht is, vanuit een duidelijke visie, en vaststellen dat deze de hoogste slaagkansen biedt. Dit verklaart onze gedrevenheid, bezieling en authentieke betrokkenheid in ons werk - reeds eenentwintig jaar lang. Kort gezegd bestaat onze begeleiding erin de nota's te ordenen en aan te vullen, achterstanden weg te werken door de leerstof opnieuw uit te leggen, discipline en structuur bij te brengen, op voorhand toetsen af te nemen en vanuit een kritische dialoog de studiemethodiek te verbeteren. Dit zou moeten volstaan om door te zetten en succes te hebben. Laten we er samen werk van maken.

© Copyright 2001Copyright 2001 (update 09/2011) door Luc Verhille, Sint-Jacobsplein 17, 3000 Leuven, België.
Alle rechten voorbehouden. De inhoud van deze website mag op geen enkele manier gepubliceerd, herschreven of heruitgegeven worden in eender welke vorm. We wijzen er uitdrukkelijk op dat we deze rechten zeer ernstig nemen, en het niet nalaten de nodige stappen te ondernemen bij inbreuk. Het gebruik van deze site betekent dat u akkoord gaat met deze gebruiksvoorwaarden.
Datum copyrightstatement: 01 oktober 2001, 25 september 2006.